banner

 

This is a dutch article publiced by Melkvee Magazine
16 oct 2010 - Edition 9 - year 9 

Positieve ervaringen met SMET-Kastje

Elektromagnetische golven tegen para-tbc

De kans is groot dat de zuivelsector binnen afzienbare tijd eisen gaat stellen aan de melk op het gebied van paratuberculose. Een besmettelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een ongeneeslijke darmontsteking met, als de koeien oud genoeg worden, uiteindelijk de dood tot gevolg. De bestrijding verloopt uitermate moeizaam. Een alternatief vormt het SMET-kastje, dat met behulp van elektromagnetische golven de ziekte zou minimaliseren. Een analyse.

De Amerikaan Royal Raymond Rife wordt gezien als de grondlegger van de frequentietherapie. Hij ontdekte dat bepaalde frequenties virussen en bacteriën kunnen immobiliseren. Hij stelde een virus of bacterie bloot aan frequenties gegenereerd door een elektromagnetisch veld. Als deze begonnen mee te trillen en hierdoor zwakker werden of zelfs volledig uit elkaar vielen, had hij de ‘resonante frequentie’ gevonden.

Zijn onderzoek werd later bevestigd door onderzoek aan de Arizona State University, zo schrijft de Belg Kevin Machiels in zijn presentatie ‘Helende Klanken’. Op woensdag 6 oktober hield Machiels hierover een lezing op de themadag van het Netwerk Vitale Landbouw en Voeding in Wageningen.

Koeien niet weg

De themadag met de titel ‘Landbouw in de 21e eeuw: van schaarste naar natuurlijke overvloed’ werd opgedragen aan de voormalige Wageningse onderzoeker Jaap van Bruchem, die onlangs zijn 65ste verjaardag vierde. Van Bruchem stond aan de basis van het zogenaamde SMET-kastje, waarmee paratuberculose zou kunnen worden bestreden.

„In 1997 kwam ik melkveehouder Leen de Vink uit Zegveld tegen bij de eindpresentatie van het MDM-project (Management op Duurzame Melkveebedrijven, red.), waar hij over zijn bedrijf vertelde”, aldus Jaap van Bruchem. „Hij vertelde dat hij veel last had van para-tbc onder de koeien. Ik heb hem geadviseerd de besmette koeien niet weg te doen, omdat ik misschien een oplossing wist.”

Van Bruchem kende de inmiddels overleden Theo Bijkerk uit Enschede, die een apparaat – het SMET-kastje – had ontwikkeld, dat ziekten kon bestrijden en bracht Bijkerk in contact met Leen de Vink. „Er is overigens heel veel op dat gebied. Zo zijn er ook helende frequenties tegen Q-koorts en kunnen elektromagnetische golven ook mensen genezen. Als er een bepaalde frequentie wordt gegeven, gaan de bacteriën in regressie”, verklaart Van Bruchem. „En er zijn toch alternatieve therapieën nodig, nu antibiotica steeds meer aan banden wordt gelegd.”

Klinisch

„In 1997 is Van Bruchem hier geweest met Bijkerk”, bevestigt melkveehouder De Vink uit Zegveld (ZH). „We zaten zwaar onder de para-tbc en stonden als het ware met de rug tegen de muur. Het was duidelijk dat deze mensen het beste met ons voor hadden en daarom hadden we er vanaf het begin vertrouwen in, al waren we wel heel nuchter. Ik kon me aanvankelijk dan ook moeilijk voorstellen dat zo’n simpel kastje onze problemen kon verhelpen.”

Tot 1997 moest De Vink elk jaar twee koeien afvoeren vanwege klinische verschijnselen van para-tbc. „We hebben zulke dieren nog wel eens aangehouden als ze drachtig waren, maar het gevolg was dat het kalf ook vaak dood ging, vanwege de gebrekkige weerstand”, aldus de veehouder. Bij een mestonderzoek in 1997 werd bij tien van de 51 dieren ouder dan twee jaar, de para-tbc-bacterie aangetoond.

De Vink besloot de dieren niet te ruimen, maar op advies van Van Bruchem te houden en het SMET-kastje in de stal op te hangen. Sindsdien zijn er in bijna dertien jaar tijd vrijwel geen gevallen van para-tbc meer geweest. Bijzonder is dat één van de destijds besmette koeien tien jaar later nog steeds op het bedrijf aanwezig was en opnieuw is onderzocht. In de mest bleken geen para-tbc-bacteriën meer te zitten.

Gewoon koemelk

Leen de Vink besloot de Gezondheidsdienst voor Dieren te benaderen om te onderzoeken of het SMET-kastje daadwerkelijk een effect had op para-tbc. Als gevolg daarvan werden alle aanwezige koeien in 2008 nogmaals onderzocht op para-tbc, met dezelfde mestkweekmethode als in 1997. Daarbij werd in slechts twee van de 66 mestmonsters na acht weken kweekduur de para-tbc-bacterie aangetoond. Beide uitscheiders testten ook bij een koppelonderzoek op afweerstoffen tegen para-tbc in de melk positief.

De resultaten zijn des te opmerkelijker omdat De Vink verder geen voorzorgsmaatregelen neemt. De besmetting zou daardoor juist moeten verergeren in plaats van minder worden. „We geven de kalveren gewoon koemelk en laten ze ook tussen de koeien lopen. Ook loop ik gewoon met mijn vuile laarzen naar de jongveestal.”

Elektromagnetisch veld

Henk Kieft is werkzaam bij ETC Adviesgroep en raakte van daaruit betrokken bij het Netwerk Energetische Landbouw. Hij verdiepte zich in de materie en kwam tot enkele hypotheses, die de werking van het kastje zouden kunnen verklaren.

„Elektromagnetische landbouwtechnieken zijn wereldwijd in opkomst”, vertelt Kieft, die een poging doet de complexe materie uit te leggen. „Materie kan zowel als deeltjes, als als golfjes worden gezien. Alle vernieuwing heeft op dit moment met golfjes te maken. Overal waar leven is, bevindt zich een elektromagnetisch veld. Ook bij de mens. Bij het verplaatsen van bloed door het lichaam, gaan er ook ionen, geladen deeltjes, door het lichaam, die voor een elektromagnetisch veld zorgen. Dit veld is gevoelig voor interactie met andere elektromagnetische velden.”

Het SMET-kastje -SMET staat voor Stimulated Magnetic Energy Technology- is een klein apparaatje dat eens per uur gedurende korte tijd elektromagnetische golven met specifieke frequenties uitzendt. Deze bereiken alle hoeken van de stal, waar het kastje is opgehangen, zo beschrijft Kieft in zijn nog niet gepubliceerde artikel ‘Elektromagnetische landbouw’ uit 2007.

Frequenties

„Het SMET-kastje werkt door het uitzenden van specifieke elektromagnetische straling met drie verschillende frequenties, een lage frequentie van ongeveer 25 Hertz, een hoge frequentie en een zeer hoge frequentie. De straling wordt eens per 65 minuten uitgezonden door kleine lampjes (lichtbronnen) die ronddraaien. Het kastje wordt zo opgehangen dat alle dieren op het hele bedrijf worden bereikt.”

Kieft geeft aan dat het kastje continu of geregeld gebruikt moet worden, zeker voor de duur van één tot twee jaar. Dit omdat de para-tbc-bacterie langer dan een jaar kan overleven in besmette mest, zodat bij weidegang steeds weer herbesmetting kan optreden. De onderzoeker vermoedt dat de straling die het kastje uitzendt, de trilling of frequentie van de para-tbc-bacterie uitdooft.

„Mogelijk speelt ook het principe dat het auto-regulatiesysteem van de dieren door de uitgezonden straling, de benodigde informatie krijgen, om zelf weer het heft in handen te nemen.”

Maatschappelijk belang

„Er is iets bijzonders aan de hand bij Leen de Vink”, stelt Kieft, die zich op een nog grotendeels onontgonnen gebied van de wetenschap heeft begeven. „Het para-tbc-verhaal wordt steeds belangrijker, er is nog steeds sprake van een mogelijke relatie met de ziekte van Crohn.

Er zou dan ook met maatschappelijk geld onderzoek moeten worden gedaan naar het SMET-kastje. Dat vijftig veehouders tegen het huidige wetenschappelijke inzicht in gebruikmaken van het kastje, is op zich al aanleiding genoeg.”

„In dit voorwetenschappelijke stadium moet je verkennend onderzoek doen”, vindt Kieft. „Je hebt hypothesen die wetenschappelijk getoetst moeten worden, dat is van groot maatschappelijk belang. Het SMET-kastje verdient het voordeel van de twijfel, je moet het uit de mystiek halen. Maar iemand moet de nek uitsteken.”

Geen vervolgonderzoek

In het onderzoek dat de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in 2008 op verzoek van Leen de Vink uitvoerde, worden de opmerkelijke resultaten onderkend (zie www.melkveemagazine.nl). Omdat het budget beperkt was, is destijds alleen het bedrijf van De Vink onderzocht.

GD-dierenarts Hilmar van Weering schreef dat ‘voor verder onderzoek, wat gezien deze bevinding zinvol is en aangeraden wordt, het nodig is dat de behandelmethode voldoende gestandaardiseerd en vastgelegd wordt, evenals het inrichten van een controlegroep en het goed vastleggen van ertoe doende risicofactoren en bedrijfsgegevens’.

Sindsdien bleef het echter stil. Van Weering laat bij monde van de persvoorlichtingsafdeling van de GD weten dat het voorstel tot verder onderzoek destijds is ingediend bij potentiële financiers, maar zegt niet te weten waarom het vervolgonderzoek er niet is gekomen.

„Als je wilt aantonen dat de veterinaire status echt door die kastjes komt, vraagt dat een uiterst complexe proefopzet”, aldus Frits Mandersloot van LTO Noord, die naar eigen zeggen destijds zijdelings bij het onderzoek op het bedrijf van De Vink betrokken was. „Voor de proefsetting zoals die er lag, was geen financiering beschikbaar. Volgens mij heeft de doorslag gegeven dat de proefsetting onvoldoende wetenschappelijk zou kunnen worden onderbouwd.”

Beschamend

Ook Jan Willem Straatsma van FrieslandCampina erkent dat er is gepleit voor meer onderzoek. „Er zijn meer veehouders die heel enthousiast over het SMET-kastje zijn, maar dat is dan toch meer in het informele circuit”, zegt Straatsma, die nog steeds zou willen pleiten voor een veelomvattend onderzoek. „Maar tot die tijd zullen we het met ervaringsverhalen moeten doen.”

Melkveehouder Jan van Weperen (zie ook kader) uit Oosterwolde is uitgesprokener. „Vanuit mijn functie bij LTO heb ik destijds structuur gegeven aan het Netwerk ‘Energetische Landbouw’”, aldus de voormalige voorzitter. „In de tuinbouw wordt het fenomeen veel meer toegepast. Ik vind het dan ook beschamend dat de GD het niet heeft onderzocht.

De kosten zijn met 10.000 tot 15.000 euro maar een fractie van andere onderzoeken. Uit oogpunt van de gezondheid had het al lang onderzocht moeten zijn. Dan kun je zeggen dat het werkt, of je kunt het naar het rijk der fabelen verwijzen.”

Meer ziekten

Leen de Vink heeft ervaren dat het kastje behalve para-tbc, meer ziekten onderdrukt. „Sinds het kastje er hangt, zijn er minder ziektegevallen. En als er al ziektegevallen zijn, bijvoorbeeld Mortellaro, stinkpoot of mastitis, zijn de verschijnselen minder heftig”, aldus de veehouder, die dat verklaart door de verschillende frequenties die het kastje afgeeft.

De veeartskosten op het bedrijf zijn laag en de gemiddelde leeftijd van de al sinds het begin van de jaren ’80 met Holstein, Jersey en Brown Swiss ingekruiste veestapel, is met maar liefst zeven jaar en vier maanden zeer hoog. „Hoewel ik ook gewoon antibiotica gebruik, kan ik zeggen dat het sinds de introductie van het kastje ontspannen boert.”

De Zegveldse veehouder verkoopt ook SMET-kastjes aan andere veehouders. „Ik heb iemand die het apparaat voor me maakt en in overleg met Van Bruchem verkoop ik ze. Er zijn tot dusver ruim vijftig verkocht en ik verkoop ze alleen aan mensen die er zelf achter staan. We hebben tot nu toe geen reclame gemaakt, al zijn we nu bezig met een website”, aldus De Vink. „Ik hoef er niet van te leven. Ik heb 65 koeien, waarmee ik mijn brood verdien.”

Kost een koe

„Het kastje helpt wel, maar het is niet zo dat je nooit meer problemen hebt”, zegt De Vink, „maar dat geldt voor elke bestrijdingsmethode. Met het kastje hoef je minder koeien op te ruimen en zorg je ervoor dat het jongvee niet besmet raakt.” De kosten van een SMET-kastje bedragen naar schatting 1.000 euro. „Het kost je een koe”, wil De Vink er over kwijt. „Er is geen gemakkelijker systeem te bedenken dan dit. Het enige wat je moet doen is er twee keer per jaar een nieuw batterijtje in doen.”

Het stoort de veehouder dat de veterinaire wereld zich zo terughoudend opstelt ten aanzien van het kastje. „Veehouders die hier komen zijn soms ten einde raad. Er zijn bedrijven met enorm veel problemen met para-tbc, waarom wordt ze dan geen SMET-kastje aanbevolen? Waarom proberen veeartsen het niet?”


< back to top

Melkvee

Kars Koers, Kamperveen (Ov)

Kars Koers melkt 59 Jerseys. „We zijn tijdens de MKZ-crisis geruimd en hadden voor die tijd veel problemen met uierontsteking bij onze Holsteins. We besloten het daarom over een andere boeg te gooien en kochten Jerseys in Denemarken”, vertelt de veehouder, die 58 melkgevende vaarzen aankocht. „We konden ze met subsidie van de GD via de mest op paratbc laten onderzoeken. Negen van de 58 dieren bleken positief.” Van de negen positieve dieren werden er het eerstvolgende jaar vijf ziek, welke werden afgevoerd. „Om een andere reden zijn er nog twee afgevoerd, maar de andere twee dieren zijn gebleven. Daarvan is de ene vorig jaar afgevoerd en de andere is er nog steeds.”
„Ik kende Leen de Vink van de vergaderingen van het Jersey-stamboek en hoorde van hem over het SMET-kastje. We lachten er eerst om, een opflikkerend lichtje, dat kon toch niet waar zijn”, vertelt Koers. Toch besloot hij het te proberen. „In het begin werden dieren die zwaar besmet waren nog wel ziek, maar na verloop van tijd ging het steeds beter. Vorig jaar hebben we onderzoek van de melkfabriek gehad om de paratbc-status vast te stellen en er bleken geen besmette koeien tussen te zitten. Ook de twee destijds positieve dieren waren vrij, evenals al hun nakomelingen.” 
Koers controleert eens per dag of het lichtje aangaat. „Zodra het batterijtje is uitgewerkt, doen we er snel een nieuwe in om problemen te voorkomen. Als de batterij namelijk op was, hadden we na een paar weken zo weer een paar koeien met uierontsteking”, heeft de veehouder ervaren. „Uiteraard proberen wij schoon te werken, maar de kalveren krijgen weer gewoon koemelk.”


Klaas Bokma, It Heidenskip (Fr)

Klaas Bokma melkt 180 Jerseys. „We hadden een jaar of vier geleden enkele koeien met paratbc. Ze hadden heel dunne mest met belletjes erop, dus het was wel zeker dat het om paratbc ging.” De veehouder besloot deze koeien af te voeren en een SMET-kastje op te laten hangen. „We hebben gedurende de eerste twee jaar wel een positieve invloed van het kastje gemerkt, maar hebben er sindsdien geen nieuw batterijtje meer in gedaan. Maar we hebben dan ook geen last meer van paratbc en dan sta je er niet bij stil”, aldus Bokma, die aangeeft dat het kastje zo is opgehangen dat ook het jongvee, dat koemelk wordt verstrekt, wordt bereikt. 


Jan van Weperen, Oosterwolde (Fr)

Jan van Weperen melkt 470 Holsteins. „We wisten dat we een lage besmetting hadden en hebben zo’n kastje aangeschaft om het te proberen. Het kastje heeft ons niet geholpen, want we hebben nog steeds een lichte besmetting”, aldus de veehouder. „Toen wij het kastje ophingen, had ik het idee dat het beter werd. We hadden driekwart jaar geen positieve koeien meer. Maar goed, ook zonder zo’n kastje heb je wel eens een tijdje geen positieve dieren.” Van Weperen zorgt ervoor dat de kalveren alleen biest krijgen van de eigen moeder, de kalveren worden gedurende twee weken individueel gehuisvest en krijgen hooi te vreten.


Henk Oegema, Dalfsen (Ov)

Henk Oegema melkt 120 Jerseys. „We hadden in 1998 een droge koe die dun op de mest was. We hebben de mest laten onderzoeken en uit dat onderzoek kwam paratbc naar voren. De hele veestapel is toen bemonsterd en het bleek dat er twaalf koeien met paratbc besmet waren. Het advies was om de dieren op te ruimen. We hadden de veehandelaar zelfs al gebeld, toen we van Leen de Vink hoorden, dat we de koeien niet weg moesten doen”, vertelt Oegema. 
Het SMET-kastje hangt inmiddels twaalf jaar in Dalfsen en Oegema heeft naar eigen zeggen niets in zijn bedrijfsvoering gedaan om paratbc af te remmen. „Het kastje heeft ons veel werk en kosten bespaard. Het werkt niet honderd procent, want de laatste jaren hadden we bij het melkonderzoek steevast nul of één koe met antistoffen.” Oegema had de afgelopen jaren weliswaar nog één zieke koe, maar de twaalf destijds besmette koeien zijn nooit ziek geworden. 
„Maar ook als je volgens de richtlijnen van de GD werkt, heb je nog wel eens koeien die wel paratbc hebben. Het SMET-kastje is gewoon een zeer goed hulpmiddel. We hebben ook de indruk dat andere ziekten er milder door worden en we hadden anders veel meer dieren moeten opruimen. Maar voor veel mensen is het vaag. Je steekt liever een naald in een koe, dan heb je tenminste het idee dat je wat doet”, stelt Oegema. „Het punt is dat de GD geen financieel belang heeft bij het gemakkelijk oplossen van het paratbc-probleem. Wij kunnen althans nog steeds niet begrijpen, waarom er geen verder onderzoek plaatsvindt.”